tacere
(v)
(verità)
|
verzwijgen
(v)
(verità)
|
tacendo
tacciono
taci
tacevano
tacevi
|
verzwegen
verzwijgt
verzwijgen
verzwegen
verzweeg
|
tacere
(v)
(comportamento)
|
zwijgen
(v)
(comportamento)
|
tacendo
tacciono
taci
tacevano
tacevi
|
gezwegen
zwijgen
zwijgt
zweeg
zwegen
|
tacere
(v)
(opinione)
|
zwijgen
(v)
(opinione)
|
tacendo
tacciono
taci
tacevano
tacevi
|
gezwegen
zwijgen
zwijgt
zweeg
zwegen
|
tacere
(v)
(verità)
|
geheimhouden
(v)
(verità)
|
tacendo
tacciono
taci
tacevano
tacevi
|
geheimgehouden
houdt geheim
houden geheim
hield geheim
hielden geheim
|
tacere
(v)
(verità)
|
onthouden
(v)
(verità)
|
tacendo
tacciono
taci
tacevano
tacevi
|
onthouden
onthouden
onthoudt
onthield
onthielden
|
tacere
(v)
(informazione)
|
achterhouden
(n)
(v)
(informazione)
|
tacendo
tacciono
taci
tacevano
tacevi
|
achtergehouden
houdt achter
houden achter
hield achter
hielden achter
|
tacere
(v)
(verità)
|
achterhouden
(n)
(v)
(verità)
|
tacendo
tacciono
taci
tacevano
tacevi
|
achtergehouden
houdt achter
houden achter
hield achter
hielden achter
|
tacere
(v)
(affare)
|
in de doofpot steken
(v)
(affare)
|
tacere
(v)
(informazione)
|
verzwijgen
(v)
(informazione)
|
tacendo
tacciono
taci
tacevano
tacevi
|
verzwegen
verzwijgt
verzwijgen
verzwegen
verzweeg
|
tacere
(v)
(informazione)
|
onthouden
(v)
(informazione)
|
tacendo
tacciono
taci
tacevano
tacevi
|
onthouden
onthouden
onthoudt
onthield
onthielden
|
tacere
(v)
(affare)
|
doodzwijgen
(v)
(affare)
|
tacendo
tacciono
taci
tacevano
tacevi
|
doodgezwegen
zwijgen dood
zwijgt dood
zweeg dood
zwegen dood
|
tacere
(v)
(informazione)
|
geheimhouden
(v)
(informazione)
|
tacendo
tacciono
taci
tacevano
tacevi
|
geheimgehouden
houdt geheim
houden geheim
hield geheim
hielden geheim
|
tacere
(v)
(affare)
|
stilhouden
(v)
(affare)
|
tacendo
tacciono
taci
tacevano
tacevi
|
stilgehouden
houden stil
houdt stil
hield stil
hielden stil
|