stringere
(v)
(calzature)
|
te strak zitten
(v)
(calzature)
|
stringere
(v)
(denti)
|
klemmen
(v)
(denti)
|
stringendo
stringi
stringono
stringevano
stringevi
|
geklemd
klemt
klemmen
klemden
klemde
|
stringere
(v)
(oggetto)
|
knijpen in
(v)
(oggetto)
|
stringere
(v)
(calzature)
|
samendrukken
(v)
(calzature)
|
stringendo
stringi
stringono
stringevano
stringevi
|
samengedrukt
drukt samen
drukken samen
drukten samen
drukte samen
|
stringere
(v)
(persona)
|
omarmen
(v)
(persona)
|
stringendo
stringi
stringono
stringevano
stringevi
|
omarmd
omarmen
omarmt
omarmden
omarmde
|
stringere
(v)
(generale)
|
strak trekken
(v)
(generale)
|
stringere
(v)
(generale)
|
aanhalen
(v)
(generale)
|
stringendo
stringi
stringono
stringevano
stringevi
|
aangehaald
halen aan
haalt aan
haalde aan
haalden aan
|
stringere
(v)
(calzature)
|
knellen
(v)
(calzature)
|
stringendo
stringi
stringono
stringevano
stringevi
|
gekneld
knelt
knellen
knelden
knelde
|
stringere
(v)
(oggetto)
|
drukken op
(v)
(oggetto)
|
stringere
(v)
(oggetto)
|
samendrukken
(v)
(oggetto)
|
stringendo
stringi
stringono
stringevano
stringevi
|
samengedrukt
drukt samen
drukken samen
drukten samen
drukte samen
|
stringere
(v)
(calzature)
|
drukken op
(v)
(calzature)
|
stringere
(v)
(persona)
|
omvatten
(v)
(persona)
|
stringendo
stringi
stringono
stringevano
stringevi
|
omvat
omvat
omvatten
omvatten
omvatte
|
stringere
(v)
(pugno)
|
samenballen
(v)
(pugno)
|
stringendo
stringi
stringono
stringevano
stringevi
|
samengebald
ballen samen
balt samen
balden samen
balde samen
|
stringere
(v)
(mano)
|
schudden
(n)
(v)
(mano)
|
stringendo
stringi
stringono
stringevano
stringevi
|
geschud
schudden
schudt
schudde
schudden
|
stringere
(v)
(oggetto)
|
te strak zitten
(v)
(oggetto)
|
stringere
(v)
(oggetto)
|
knellen
(v)
(oggetto)
|
stringendo
stringi
stringono
stringevano
stringevi
|
gekneld
knelt
knellen
knelden
knelde
|
stringere
(v)
(denti)
|
dichtklemmen
(v)
(denti)
|
stringendo
stringi
stringono
stringevano
stringevi
|
dichtgeklemd
klemmen dicht
klemt dicht
klemde dicht
klemden dicht
|
stringere
(v)
(persona)
|
tegen zich aan klemmen
(v)
(persona)
|
stringere
(v)
(pugno)
|
dichtknijpen
(v)
(pugno)
|
stringendo
stringi
stringono
stringevano
stringevi
|
dichtgeknepen
knijpt dicht
knijpen dicht
knepen dicht
kneep dicht
|
stringere
(v)
(mano)
|
stevig vasthouden
(v)
(mano)
|
stringere
(v)
(calzature)
|
knijpen in
(v)
(calzature)
|
stringere
(v)
(persona)
|
omhelzen
(v)
(persona)
|
stringendo
stringi
stringono
stringevano
stringevi
|
omhelsd
omhelst
omhelzen
omhelsden
omhelsde
|
stringere
(v)
(denti)
|
op elkaar klemmen
(v)
(denti)
|