spaventare
(v)
(paura)
|
angstig maken
(v)
(paura)
|
spaventare
(v)
(sentimento)
|
schokken
(n)
(v)
(sentimento)
|
spaventando
spaventano
spaventi
spaventavano
spaventavi
|
geschokt
schokken
schokt
schokte
schokten
|
spaventare
(v)
(sentimento)
|
raken
(v)
(sentimento)
|
spaventando
spaventano
spaventi
spaventavano
spaventavi
|
geraakt
raken
raakt
raakte
raakten
|
spaventare
(v)
(paura)
|
wegjagen
(v)
(paura)
|
spaventando
spaventano
spaventi
spaventavano
spaventavi
|
weggejaagd
jagen weg
jaagt weg
joegen weg
joeg weg
|
spaventare
(v)
(generale)
|
wegjagen
(v)
(generale)
|
spaventando
spaventano
spaventi
spaventavano
spaventavi
|
weggejaagd
jagen weg
jaagt weg
joegen weg
joeg weg
|
spaventare
(v)
(sentimento)
|
ontstellen
(v)
(sentimento)
|
spaventando
spaventano
spaventi
spaventavano
spaventavi
|
ontsteld
ontstelt
ontstellen
ontstelden
ontstelde
|
spaventare
(v)
(sentimento)
|
treffen
(n)
(v)
(sentimento)
|
spaventando
spaventano
spaventi
spaventavano
spaventavi
|
getroffen
treffen
treft
trof
troffen
|
spaventare
(v)
(paura)
|
angst aanjagen
(v)
(paura)
|
spaventare
(v)
(generale)
|
afschrikken
(v)
(generale)
|
spaventando
spaventano
spaventi
spaventavano
spaventavi
|
afgeschrikt
schrikt af
schrikken af
schrikten af
schrikte af
|
spaventare
(v)
(sentimento)
|
aangrijpen
(v)
(sentimento)
|
spaventando
spaventano
spaventi
spaventavano
spaventavi
|
aangegrepen
grijpen aan
grijpt aan
grepen aan
greep aan
|
spaventare
(v)
(animali)
|
opjagen
(v)
(animali)
|
spaventando
spaventano
spaventi
spaventavano
spaventavi
|
opgejaagd
jagen op
jaagt op
joegen op
joeg op
|
spaventare
(v)
(paura)
|
bang maken
(v)
(paura)
|
spaventare
(v)
(sentimento)
|
ontzetten
(v)
(sentimento)
|
spaventando
spaventano
spaventi
spaventavano
spaventavi
|
ontzet
ontzet
ontzetten
ontzette
ontzetten
|
spaventare
(v)
(sentimento)
|
bewegen
(v)
(sentimento)
|
spaventando
spaventano
spaventi
spaventavano
spaventavi
|
bewogen
bewegen
beweegt
bewogen
bewoog
|
spaventare
(v)
(paura)
|
beangstigen
(v)
(paura)
|
spaventando
spaventano
spaventi
spaventavano
spaventavi
|
beangstigd
beangstigt
beangstigen
beangstigde
beangstigden
|
spaventare
(v)
(generale)
|
verjagen
(v)
(generale)
|
spaventando
spaventano
spaventi
spaventavano
spaventavi
|
verjaagd
verjagen
verjaagt
verjoeg
verjoegen
|
spaventare
(v)
(sentimento)
|
ontroeren
(v)
(sentimento)
|
spaventando
spaventano
spaventi
spaventavano
spaventavi
|
ontroerd
ontroert
ontroeren
ontroerden
ontroerde
|
spaventare
(v)
(animali)
|
opschrikken
(v)
(animali)
|
spaventando
spaventano
spaventi
spaventavano
spaventavi
|
opgeschrikt
schrikt op
schrikken op
schrikten op
schrikte op
|
spaventare
(v)
(paura)
|
bang worden
(v)
(paura)
|
spaventare
(v)
(sentimento)
|
verbijsteren
(v)
(sentimento)
|
spaventando
spaventano
spaventi
spaventavano
spaventavi
|
verbijsterd
verbijsteren
verbijstert
verbijsterde
verbijsterden
|
spaventare
(v)
(sentimento)
|
shockeren
(v)
(sentimento)
|
spaventando
spaventano
spaventi
spaventavano
spaventavi
|
geshockeerd
shockeren
shockeert
shockeerden
shockeerde
|
spaventare
(v)
(paura)
|
benauwen
(v)
(paura)
|
spaventando
spaventano
spaventi
spaventavano
spaventavi
|
benauwd
benauwen
benauwt
benauwden
benauwde
|
spaventare
(v)
(paura)
|
afschrikken
(v)
(paura)
|
spaventando
spaventano
spaventi
spaventavano
spaventavi
|
afgeschrikt
schrikt af
schrikken af
schrikten af
schrikte af
|
spaventare
(v)
(generale)
|
verdrijven
(v)
(generale)
|
spaventando
spaventano
spaventi
spaventavano
spaventavi
|
verdreven
verdrijft
verdrijven
verdreef
verdreven
|
spaventare
(v)
(sentimento)
|
ontredderen
(v)
(sentimento)
|
spaventando
spaventano
spaventi
spaventavano
spaventavi
|
ontredderd
ontredderen
ontreddert
ontredderde
ontredderden
|
spaventare
(v)
(sentimento)
|
aandoen
(v)
(sentimento)
|
spaventando
spaventano
spaventi
spaventavano
spaventavi
|
aangedaan
doen aan
doet aan
deed aan
deden aan
|