scadere
(v)
(accordo)
|
verstrijken
(v)
(accordo)
|
scadendo
scadi
scadono
scadevano
scadevi
|
verstreken
verstrijken
verstrijkt
verstreken
verstreek
|
scadere
(v)
(licenza)
|
vervallen
(n)
(v)
(licenza)
|
scadendo
scadi
scadono
scadevano
scadevi
|
vervallen
vervalt
vervallen
verviel
vervielen
|
scadere
(v)
(attività bancaria)
|
expireren
(v)
(attività bancaria)
|
scadendo
scadi
scadono
scadevano
scadevi
|
geëxpireerd
expireren
expireert
expireerde
expireerden
|
scadere
(v)
(tempo)
|
aflopen
(v)
(tempo)
|
scadendo
scadi
scadono
scadevano
scadevi
|
afgelopen
lopen af
loopt af
liepen af
liep af
|
scadere
(v)
(licenza)
|
expireren
(v)
(licenza)
|
scadendo
scadi
scadono
scadevano
scadevi
|
geëxpireerd
expireren
expireert
expireerde
expireerden
|
scadere
(v)
(licenza)
|
bouwvallig
(v)
(licenza)
|
scadere
(v)
(accordo)
|
verlopen
(v)
(accordo)
|
scadendo
scadi
scadono
scadevano
scadevi
|
verlopen
verloopt
verlopen
verliepen
verliep
|
scadere
(v)
(tempo)
|
expireren
(v)
(tempo)
|
scadendo
scadi
scadono
scadevano
scadevi
|
geëxpireerd
expireren
expireert
expireerde
expireerden
|
scadere
(v)
(generale)
|
bouwvallig
(v)
(generale)
|
scadere
(v)
(generale)
|
vervallen
(n)
(v)
(generale)
|
scadendo
scadi
scadono
scadevano
scadevi
|
vervallen
vervalt
vervallen
verviel
vervielen
|
scadere
(v)
(attività bancaria)
|
bouwvallig
(v)
(attività bancaria)
|
scadere
(v)
(tempo)
|
verlopen
(v)
(tempo)
|
scadendo
scadi
scadono
scadevano
scadevi
|
verlopen
verloopt
verlopen
verliepen
verliep
|
scadere
(v)
(generale)
|
verlopen
(v)
(generale)
|
scadendo
scadi
scadono
scadevano
scadevi
|
verlopen
verloopt
verlopen
verliepen
verliep
|
scadere
(v)
(accordo)
|
expireren
(v)
(accordo)
|
scadendo
scadi
scadono
scadevano
scadevi
|
geëxpireerd
expireren
expireert
expireerde
expireerden
|
scadere
(v)
(accordo)
|
aflopen
(v)
(accordo)
|
scadendo
scadi
scadono
scadevano
scadevi
|
afgelopen
lopen af
loopt af
liepen af
liep af
|
scadere
(v)
(tempo)
|
vervallen
(n)
(v)
(tempo)
|
scadendo
scadi
scadono
scadevano
scadevi
|
vervallen
vervalt
vervallen
verviel
vervielen
|
scadere
(v)
(generale)
|
expireren
(v)
(generale)
|
scadendo
scadi
scadono
scadevano
scadevi
|
geëxpireerd
expireren
expireert
expireerde
expireerden
|
scadere
(v)
(licenza)
|
verlopen
(v)
(licenza)
|
scadendo
scadi
scadono
scadevano
scadevi
|
verlopen
verloopt
verlopen
verliepen
verliep
|
scadere
(v)
(attività bancaria)
|
verlopen
(v)
(attività bancaria)
|
scadendo
scadi
scadono
scadevano
scadevi
|
verlopen
verloopt
verlopen
verliepen
verliep
|
scadere
(v)
(accordo)
|
vervallen
(n)
(v)
(accordo)
|
scadendo
scadi
scadono
scadevano
scadevi
|
vervallen
vervalt
vervallen
verviel
vervielen
|
scadere
(v)
(licenza)
|
verstrijken
(v)
(licenza)
|
scadendo
scadi
scadono
scadevano
scadevi
|
verstreken
verstrijken
verstrijkt
verstreken
verstreek
|
scadere
(v)
(attività bancaria)
|
vervallen
(n)
(v)
(attività bancaria)
|
scadendo
scadi
scadono
scadevano
scadevi
|
vervallen
vervalt
vervallen
verviel
vervielen
|
scadere
(v)
(tempo)
|
verstrijken
(v)
(tempo)
|
scadendo
scadi
scadono
scadevano
scadevi
|
verstreken
verstrijken
verstrijkt
verstreken
verstreek
|
scadere
(v)
(generale)
|
verstrijken
(v)
(generale)
|
scadendo
scadi
scadono
scadevano
scadevi
|
verstreken
verstrijken
verstrijkt
verstreken
verstreek
|
scadere
(v)
(licenza)
|
aflopen
(v)
(licenza)
|
scadendo
scadi
scadono
scadevano
scadevi
|
afgelopen
lopen af
loopt af
liepen af
liep af
|
scadere
(v)
(attività bancaria)
|
verstrijken
(v)
(attività bancaria)
|
scadendo
scadi
scadono
scadevano
scadevi
|
verstreken
verstrijken
verstrijkt
verstreken
verstreek
|