rincuorare
(v)
(persona)
|
opkikkeren
(v)
(persona)
|
rincuorando
rincuorano
rincuori
rincuoravano
rincuoravi
|
opgekikkerd
kikkert op
kikkeren op
kikkerde op
kikkerden op
|
rincuorare
(v)
(persona)
|
opmonteren
(v)
(persona)
|
rincuorando
rincuorano
rincuori
rincuoravano
rincuoravi
|
opgemonterd
montert op
monteren op
monterden op
monterde op
|
rincuorare
(v)
(speranza)
|
bemoedigen
(v)
(speranza)
|
rincuorando
rincuorano
rincuori
rincuoravano
rincuoravi
|
bemoedigd
bemoedigt
bemoedigen
bemoedigde
bemoedigden
|
rincuorare
(v)
(incoraggiare)
|
bemoedigen
(v)
(incoraggiare)
|
rincuorando
rincuorano
rincuori
rincuoravano
rincuoravi
|
bemoedigd
bemoedigt
bemoedigen
bemoedigde
bemoedigden
|
rincuorare
(v)
(speranza)
|
moed geven
(v)
(speranza)
|
rincuorare
(v)
(persona)
|
opvrolijken
(v)
(persona)
|
rincuorando
rincuorano
rincuori
rincuoravano
rincuoravi
|
opgevrolijkt
vrolijkt op
vrolijken op
vrolijkten op
vrolijkte op
|
rincuorare
(v)
(speranza)
|
opbeuren
(v)
(speranza)
|
rincuorando
rincuorano
rincuori
rincuoravano
rincuoravi
|
opgebeurd
beurt op
beuren op
beurden op
beurde op
|
rincuorare
(v)
(incoraggiare)
|
opbeuren
(v)
(incoraggiare)
|
rincuorando
rincuorano
rincuori
rincuoravano
rincuoravi
|
opgebeurd
beurt op
beuren op
beurden op
beurde op
|
rincuorare
(v)
(persona)
|
oppeppen
(v)
(persona)
|
rincuorando
rincuorano
rincuori
rincuoravano
rincuoravi
|
opgepept
peppen op
pept op
pepten op
pepte op
|
rincuorare
(v)
(persona)
|
opfleuren
(v)
(persona)
|
rincuorando
rincuorano
rincuori
rincuoravano
rincuoravi
|
opgefleurd
fleuren op
fleurt op
fleurde op
fleurden op
|
rincuorare
(v)
(incoraggiare)
|
moed geven
(v)
(incoraggiare)
|
rincuorare
(v)
(persona)
|
opbeuren
(v)
(persona)
|
rincuorando
rincuorano
rincuori
rincuoravano
rincuoravi
|
opgebeurd
beurt op
beuren op
beurden op
beurde op
|