provare
(v)
(saggiare)
|
beproeven
(v)
(saggiare)
|
provando
provano
provi
provavano
provavi
|
beproefd
beproeft
beproeven
beproefde
beproefden
|
provare
(v)
(attestare)
|
aantonen
(v)
(attestare)
|
provando
provano
provi
provavano
provavi
|
aangetoond
tonen aan
toont aan
toonde aan
toonden aan
|
provare
(v)
(prodotto)
|
uittesten
(v)
(prodotto)
|
provando
provano
provi
provavano
provavi
|
uitgetest
test uit
testen uit
testte uit
testten uit
|
provare
(v)
(diritto)
|
het bewijs geven van
(v)
(diritto)
|
provare
(v)
(segno)
|
duiden op
(v)
(segno)
|
provare
(v)
(tecnico)
|
onderzoeken
(v)
(tecnico)
|
provando
provano
provi
provavano
provavi
|
onderzocht
onderzoekt
onderzoeken
onderzochten
onderzocht
|
provare
(v)
(dimostrare)
|
bewijzen
(v)
(dimostrare)
|
provando
provano
provi
provavano
provavi
|
bewezen
bewijzen
bewijst
bewezen
bewees
|
provare
(v)
(stato mentale)
|
beleven
(v)
(stato mentale)
|
provando
provano
provi
provavano
provavi
|
beleefd
beleeft
beleven
beleefden
beleefde
|
provare
(v)
(generale)
|
halen uit
(v)
(generale)
|
provare
(v)
(stato mentale)
|
zich bewust zijn van
(v)
(stato mentale)
|
provare
(v)
(tecnico)
|
testen
(n)
(v)
(tecnico)
|
provando
provano
provi
provavano
provavi
|
getest
test
testen
testten
testte
|
provare
(v)
(segno)
|
een teken zijn voor
(v)
(segno)
|
provare
(v)
(dimostrare)
|
een bewijs zijn
(v)
(dimostrare)
|
provare
(v)
(saggiare)
|
testen
(n)
(v)
(saggiare)
|
provando
provano
provi
provavano
provavi
|
getest
test
testen
testten
testte
|
provare
(v)
(attestare)
|
het bewijs geven van
(v)
(attestare)
|
provare
(v)
(generale)
|
bewijzen
(v)
(generale)
|
provando
provano
provi
provavano
provavi
|
bewezen
bewijzen
bewijst
bewezen
bewees
|
provare
(v)
(abbigliamento)
|
aanpassen
(v)
(abbigliamento)
|
provando
provano
provi
provavano
provavi
|
aangepast
passen aan
past aan
paste aan
pasten aan
|
provare
(v)
(segno)
|
een indicatie zijn voor
(v)
(segno)
|
provare
(v)
(teatro)
|
repeteren
(v)
(teatro)
|
provando
provano
provi
provavano
provavi
|
gerepeteerd
repeteert
repeteren
repeteerden
repeteerde
|
provare
(v)
(qualità)
|
proberen
(v)
(qualità)
|
provando
provano
provi
provavano
provavi
|
geprobeerd
probeert
proberen
probeerden
probeerde
|
provare
(v)
(generale)
|
een bewijs zijn
(v)
(generale)
|
provare
(v)
(stato mentale)
|
aanvoelen
(v)
(stato mentale)
|
provando
provano
provi
provavano
provavi
|
aangevoeld
voelen aan
voelt aan
voelde aan
voelden aan
|
provare
(v)
(tecnico)
|
uitproberen
(v)
(tecnico)
|
provando
provano
provi
provavano
provavi
|
uitgeprobeerd
probeert uit
proberen uit
probeerden uit
probeerde uit
|
provare
(v)
(segno)
|
een aanwijzing zijn voor
(v)
(segno)
|
provare
(v)
(diritto)
|
aantonen
(v)
(diritto)
|
provando
provano
provi
provavano
provavi
|
aangetoond
tonen aan
toont aan
toonde aan
toonden aan
|
provare
(v)
(saggiare)
|
uitproberen
(v)
(saggiare)
|
provando
provano
provi
provavano
provavi
|
uitgeprobeerd
probeert uit
proberen uit
probeerden uit
probeerde uit
|
provare
(v)
(attestare)
|
een bewijs zijn
(v)
(attestare)
|
provare
(v)
(generale)
|
het bewijs geven van
(v)
(generale)
|
provare
(v)
(tecnico)
|
beproeven
(v)
(tecnico)
|
provando
provano
provi
provavano
provavi
|
beproefd
beproeft
beproeven
beproefde
beproefden
|
provare
(v)
(stato mentale)
|
ervaren
(v)
(stato mentale)
|
provando
provano
provi
provavano
provavi
|
ervaren
ervaren
ervaart
ervoer
ervoeren
|
provare
(v)
(teatro)
|
instuderen
(v)
(teatro)
|
provando
provano
provi
provavano
provavi
|
ingestudeerd
studeert in
studeren in
studeerden in
studeerde in
|
provare
(v)
(saggiare)
|
onderzoeken
(v)
(saggiare)
|
provando
provano
provi
provavano
provavi
|
onderzocht
onderzoekt
onderzoeken
onderzochten
onderzocht
|
provare
(v)
(generale)
|
aantonen
(v)
(generale)
|
provando
provano
provi
provavano
provavi
|
aangetoond
tonen aan
toont aan
toonde aan
toonden aan
|
provare
(v)
(segno)
|
wijzen op
(v)
(segno)
|
provare
(v)
(diritto)
|
bewijzen
(v)
(diritto)
|
provando
provano
provi
provavano
provavi
|
bewezen
bewijzen
bewijst
bewezen
bewees
|
provare
(v)
(segno)
|
suggereren
(v)
(segno)
|
provando
provano
provi
provavano
provavi
|
gesuggereerd
suggereert
suggereren
suggereerde
suggereerden
|
provare
(v)
(diritto)
|
een bewijs zijn
(v)
(diritto)
|
provare
(v)
(dimostrare)
|
het bewijs geven van
(v)
(dimostrare)
|
provare
(v)
(attestare)
|
bewijzen
(v)
(attestare)
|
provando
provano
provi
provavano
provavi
|
bewezen
bewijzen
bewijst
bewezen
bewees
|
provare
(v)
(generale)
|
putten uit
(v)
(generale)
|
provare
(v)
(stato mentale)
|
voelen
(v)
(stato mentale)
|
provando
provano
provi
provavano
provavi
|
gevoeld
voelen
voelt
voelden
voelde
|
provare
(v)
(qualità)
|
beproeven
(v)
(qualità)
|
provando
provano
provi
provavano
provavi
|
beproefd
beproeft
beproeven
beproefde
beproefden
|
provare
(v)
(generale)
|
ontlenen aan
(v)
(generale)
|
provare
(v)
(dimostrare)
|
aantonen
(v)
(dimostrare)
|
provando
provano
provi
provavano
provavi
|
aangetoond
tonen aan
toont aan
toonde aan
toonden aan
|
provare
(o)
(generale)
|
een poging wagen
(o)
(generale)
|
provare
(o)
(generale)
|
het proberen
(o)
(generale)
|