improvvisare
(v)
(discorso)
|
voor de vuist spreken
(v)
(discorso)
|
improvvisare
(v)
(discorso)
|
onvoorbereid spreken
(n)
(v)
(discorso)
|
improvvisare
(v)
(culinario)
|
samenstellen
(v)
(culinario)
|
improvvisando
improvvisano
improvvisi
improvvisavano
improvvisavi
|
samengesteld
stellen samen
stelt samen
stelde samen
stelden samen
|
improvvisare
(v)
(discorso)
|
improviseren
(v)
(discorso)
|
improvvisando
improvvisano
improvvisi
improvvisavano
improvvisavi
|
geïmproviseerd
improviseert
improviseren
improviseerde
improviseerden
|
improvvisare
(v)
(culinario)
|
brouwen
(n)
(v)
(culinario)
|
improvvisando
improvvisano
improvvisi
improvvisavano
improvvisavi
|
gebrouwd
brouwen
brouwt
brouwde
brouwden
|
improvvisare
(v)
(discorso)
|
extemporeren
(v)
(discorso)
|
improvvisando
improvvisano
improvvisi
improvvisavano
improvvisavi
|
geëxtemporeerd
extemporeren
extemporeert
extemporeerden
extemporeerde
|
improvvisare
(v)
(culinario)
|
bereiden
(v)
(culinario)
|
improvvisando
improvvisano
improvvisi
improvvisavano
improvvisavi
|
bereid
bereiden
bereidt
bereidde
bereidden
|