guardare
(v)
(persona)
|
kijken naar
(v)
(persona)
|
guardare
(v)
(generale)
|
kijken naar
(v)
(generale)
|
guardare
(v)
(persona)
|
observeren
(v)
(persona)
|
guardando
guardano
guardi
guardavano
guardavi
|
geöbserveerd
observeert
observeren
observeerde
observeerden
|
guardare
(v)
(generale)
|
kijken
(v)
(generale)
|
guardando
guardano
guardi
guardavano
guardavi
|
gekeken
kijkt
kijken
keek
keken
|
guardare
(v)
(generale)
|
aankijken
(v)
(generale)
|
guardando
guardano
guardi
guardavano
guardavi
|
aangekeken
kijkt aan
kijken aan
keken aan
keek aan
|
guardare
(v)
(persona)
|
bekijken
(v)
(persona)
|
guardando
guardano
guardi
guardavano
guardavi
|
bekeken
bekijken
bekijkt
bekeken
bekeek
|
guardare
(v)
(animali)
|
bewaken
(v)
(animali)
|
guardando
guardano
guardi
guardavano
guardavi
|
bewaakt
bewaakt
bewaken
bewaakte
bewaakten
|
guardare
(v)
(generale)
|
bekijken
(v)
(generale)
|
guardando
guardano
guardi
guardavano
guardavi
|
bekeken
bekijken
bekijkt
bekeken
bekeek
|
guardare
(v)
(televisione)
|
kijken
(v)
(televisione)
|
guardando
guardano
guardi
guardavano
guardavi
|
gekeken
kijkt
kijken
keek
keken
|
guardare
(v)
(persona)
|
aankijken
(v)
(persona)
|
guardando
guardano
guardi
guardavano
guardavi
|
aangekeken
kijkt aan
kijken aan
keken aan
keek aan
|
guardare
(v)
(animali)
|
hoeden
(v)
(animali)
|
guardando
guardano
guardi
guardavano
guardavi
|
gehoed
hoeden
hoedt
hoedden
hoedde
|
guardare
(v)
(generale)
|
bezien
(v)
(generale)
|
guardando
guardano
guardi
guardavano
guardavi
|
bezien
beziet
bezien
bezagen
bezag
|
guardare
(v)
(persona)
|
bezien
(v)
(persona)
|
guardando
guardano
guardi
guardavano
guardavi
|
bezien
beziet
bezien
bezagen
bezag
|
guardare
(v)
(persona)
|
gadeslaan
(v)
(persona)
|
guardando
guardano
guardi
guardavano
guardavi
|
gadegeslagen
slaan gade
slaat gade
sloegen gade
sloeg gade
|
guardare
(o)
(attenzione)
|
kijken naar
(o)
(attenzione)
|