Finire — Italiano Olandese traduzione155 traduzioni trovati

finire (v) (animali) laten inslapen (v) (animali)
finire (v) (accordo) het eindpunt bereiken (v) (accordo)
finire (v) (intransitivo) eindigen (n) (v) (intransitivo)
finire (v) (intransitivo) verlopen (v) (intransitivo)
finire (v) (attività) ophouden (n) (v) (attività)
finire (v) (conferenza) afwikkelen (v) (conferenza)
finire (v) (lavoro) afwerken (v) (lavoro)
finire (v) (completare) afwerken (v) (completare)
finire (v) (generale) verstrijken (v) (generale)
finire (v) (attività) expireren (v) (attività)
finire (v) (accordo) een eind maken aan (v) (accordo)
finire (v) (cibo) eten (n) (v) (cibo)
finire (v) (completare) afronden (n) (v) (completare)
finire (v) (compito) stoppen (n) (v) (compito)
finire (v) (generale) een einde maken aan (v) (generale)
finire (v) (conferenza) aflopen (v) (conferenza)
finire (v) (intransitivo) uitvoeren (n) (v) (intransitivo)
finire (v) (bere) opdrinken (v) (bere)
finire (v) (completare) volbrengen (v) (completare)
finire (v) (persona) terechtkomen (v) (persona)
finire (v) (generale) eindigen (n) (v) (generale)
finire (v) (intransitivo) afronden (n) (v) (intransitivo)
finire (v) (compito) verrichten (v) (compito)
finire (v) (attività) vervullen (v) (attività)
finire (v) (lavoro) bekronen (v) (lavoro)
finire (v) (intransitivo) de laatste hand leggen aan (v) (intransitivo)
finire (v) (compito) beëindigen (v) (compito)
finire (v) (intransitivo) expireren (v) (intransitivo)
finire (v) (attività) uitvoeren (n) (v) (attività)
finire (v) (conferenza) afronden (n) (v) (conferenza)
finire (v) (lavoro) een einde maken aan (v) (lavoro)
finire (v) (completare) bekronen (v) (completare)
finire (v) (generale) aflopen (v) (generale)
finire (v) (attività) het eindpunt bereiken (v) (attività)
finire (v) (conferenza) verlopen (v) (conferenza)
finire (v) (lavoro) de laatste hand leggen aan (v) (lavoro)
finire (v) (completare) eindigen (n) (v) (completare)
finire (v) (compito) volbrengen (v) (compito)
finire (v) (generale) beëindigen (v) (generale)
finire (v) (conferenza) expireren (v) (conferenza)
finire (v) (intransitivo) afwerken (v) (intransitivo)
finire (v) (bere) leegdrinken (v) (bere)
finire (v) (completare) vervullen (v) (completare)
finire (v) (generale) een eind maken aan (v) (generale)
finire (v) (generale) het eindpunt bereiken (v) (generale)
finire (v) (accordo) tot een einde komen (v) (accordo)
finire (v) (intransitivo) verstrijken (v) (intransitivo)
finire (v) (attività) een einde maken aan (v) (attività)
finire (v) (lavoro) voltooien (v) (lavoro)
finire (v) (attività) stoppen (n) (v) (attività)
finire (v) (generale) verlopen (v) (generale)
finire (v) (attività) tot een einde komen (v) (attività)
finire (v) (accordo) stoppen (n) (v) (accordo)
finire (v) (cibo) het laatste opeten (v) (cibo)
finire (v) (completare) afmaken (v) (completare)
finire (v) (compito) eindigen (n) (v) (compito)
finire (v) (intransitivo) beëindigen (v) (intransitivo)
finire (v) (conferenza) verstrijken (v) (conferenza)
finire (v) (generale) de laatste hand leggen aan (v) (generale)
finire (v) (completare) het eindpunt bereiken (v) (completare)
finire (v) (completare) ophouden (n) (v) (completare)
finire (v) (animali) een spuitje geven (v) (animali)
finire (v) (intransitivo) vervullen (v) (intransitivo)
finire (v) (generale) stoppen (n) (v) (generale)
finire (v) (intransitivo) een einde maken aan (v) (intransitivo)
finire (v) (compito) de laatste hand leggen aan (v) (compito)
finire (v) (attività) afmaken (v) (attività)
finire (v) (lavoro) afronden (n) (v) (lavoro)
finire (v) (accordo) aflopen (v) (accordo)
finire (v) (compito) ophouden (n) (v) (compito)
finire (v) (intransitivo) aflopen (v) (intransitivo)
finire (v) (attività) een eind maken aan (v) (attività)
finire (v) (conferenza) sluiten (n) (v) (conferenza)
finire (v) (lavoro) verrichten (v) (lavoro)
finire (v) (completare) uitvoeren (n) (v) (completare)
finire (v) (generale) expireren (v) (generale)
finire (v) (attività) afronden (n) (v) (attività)
finire (v) (conferenza) tot een einde komen (v) (conferenza)
finire (v) (lavoro) klaarkomen (v) (lavoro)
finire (v) (completare) een einde maken aan (v) (completare)
finire (v) (compito) het eindpunt bereiken (v) (compito)
finire (v) (generale) afmaken (v) (generale)
finire (v) (conferenza) eindigen (n) (v) (conferenza)
finire (v) (intransitivo) afmaken (v) (intransitivo)
finire (v) (provvista) opraken (v) (provvista)
finire (v) (completare) de laatste hand leggen aan (v) (completare)
finire (v) (generale) voltooien (v) (generale)
finire (v) (generale) volbrengen (v) (generale)
finire (v) (accordo) verlopen (v) (accordo)
finire (v) (provvista) er doorheen zijn (v) (provvista)
finire (v) (attività) afwerken (v) (attività)
finire (v) (lavoro) uitvoeren (n) (v) (lavoro)
finire (v) (conferenza) ophouden (n) (v) (conferenza)
finire (v) (compito) afwerken (v) (compito)
finire (v) (intransitivo) het eindpunt bereiken (v) (intransitivo)
finire (v) (attività) de laatste hand leggen aan (v) (attività)
finire (v) (accordo) beëindigen (v) (accordo)
finire (v) (luogo) belanden (v) (luogo)
finire (v) (attività) verlopen (v) (attività)
finire (v) (compito) vervullen (v) (compito)
finire (v) (intransitivo) stoppen (n) (v) (intransitivo)
finire (v) (conferenza) een eind maken aan (v) (conferenza)
finire (v) (generale) tot een einde brengen (v) (generale)
finire (v) (completare) een eind maken aan (v) (completare)
finire (v) (compito) uitvoeren (n) (v) (compito)
finire (v) (animali) afmaken (v) (animali)
finire (v) (accordo) eindigen (n) (v) (accordo)
finire (v) (generale) afronden (n) (v) (generale)
finire (v) (intransitivo) ophouden (n) (v) (intransitivo)
finire (v) (compito) tot een einde brengen (v) (compito)
finire (v) (attività) aflopen (v) (attività)
finire (v) (cibo) opeten (v) (cibo)
finire (v) (accordo) verstrijken (v) (accordo)
finire (v) (compito) afronden (n) (v) (compito)
finire (v) (intransitivo) voltooien (v) (intransitivo)
finire (v) (attività) beëindigen (v) (attività)
finire (v) (conferenza) voltooien (v) (conferenza)
finire (v) (lavoro) afmaken (v) (lavoro)
finire (v) (completare) verrichten (v) (completare)
finire (v) (generale) tot een einde komen (v) (generale)
finire (v) (attività) tot een einde brengen (v) (attività)
finire (v) (conferenza) beëindigen (v) (conferenza)
finire (v) (luogo) terechtkomen (v) (luogo)
finire (v) (completare) beëindigen (v) (completare)
finire (v) (compito) een eind maken aan (v) (compito)
finire (v) (generale) afwerken (v) (generale)
finire (v) (conferenza) het eindpunt bereiken (v) (conferenza)
finire (v) (intransitivo) volbrengen (v) (intransitivo)
finire (v) (provvista) uitputten (v) (provvista)
finire (v) (completare) tot een einde brengen (v) (completare)
finire (v) (generale) vervullen (v) (generale)
finire (v) (generale) uitvoeren (n) (v) (generale)
finire (v) (intransitivo) tot een einde brengen (v) (intransitivo)
finire (v) (provvista) niets meer hebben (v) (provvista)
finire (v) (attività) voltooien (v) (attività)
finire (v) (lavoro) beëindigen (v) (lavoro)
finire (v) (accordo) expireren (v) (accordo)
finire (v) (compito) een einde maken aan (v) (compito)
finire (v) (intransitivo) tot een einde komen (v) (intransitivo)
finire (v) (attività) volbrengen (v) (attività)
finire (v) (accordo) ophouden (n) (v) (accordo)
finire (v) (lavoro) tot een einde brengen (v) (lavoro)
finire (v) (completare) voltooien (v) (completare)
finire (v) (compito) afmaken (v) (compito)
finire (v) (attività) eindigen (n) (v) (attività)
finire (v) (conferenza) stoppen (n) (v) (conferenza)
finire (v) (lavoro) gereedkomen (v) (lavoro)
finire (v) (completare) stoppen (n) (v) (completare)
finire (v) (compito) voltooien (v) (compito)
finire (v) (persona) belanden (v) (persona)
finire (v) (accordo) voltooien (v) (accordo)
finire (v) (intransitivo) een eind maken aan (v) (intransitivo)
finire (v) (compito) bekronen (v) (compito)
finire (v) (attività) verstrijken (v) (attività)
finire (v) (generale) ophouden (n) (v) (generale)
Finire Esempi15 esempi trovati
finire alla pari a delen
finire alla pari con gelijk spelen met
finire alla pari con gelijk eindigen met
finire con uitdraaien op
finire di giocare uitspelen
finire in pari de kosten eruit hebben
finire in un vicolo cieco vastlopen
finire in un vicolo cieco doodlopen
finire in un vicolo cieco muurvast komen te zitten
finire in un vicolo cieco doodlopen
finire in un vicolo cieco vastlopen
finire in un vicolo cieco muurvast komen te zitten
finire nel nulla met een sisser aflopen
lasciar finire uithoren
lasciar finire laten uitpraten
Tradurre Finire in altre lingue
Tradurre finire in Inglese
Tradurre finire in Tedesco
Tradurre finire in Francese
Tradurre finire in Spagnolo
Tradurre finire in Portoghese
Tradurre finire in Sloveno
Tradurre finire in Polacco
Tradurre finire in Ceco