assicurare
(v)
(protezione)
|
stevig afsluiten
(v)
(protezione)
|
assicurare
(v)
(coprire)
|
garanderen
(v)
(coprire)
|
assicurando
assicurano
assicuri
assicuravano
assicuravi
|
gegarandeerd
garanderen
garandeert
garandeerden
garandeerde
|
assicurare
(v)
(nautico)
|
vastmaken
(v)
(nautico)
|
assicurando
assicurano
assicuri
assicuravano
assicuravi
|
vastgemaakt
maken vast
maakt vast
maakten vast
maakte vast
|
assicurare
(v)
(falegnameria)
|
vastklemmen
(n)
(v)
(falegnameria)
|
assicurando
assicurano
assicuri
assicuravano
assicuravi
|
vastgeklemd
klemt vast
klemmen vast
klemde vast
klemden vast
|
assicurare
(v)
(promessa)
|
dekken
(v)
(promessa)
|
assicurando
assicurano
assicuri
assicuravano
assicuravi
|
gedekt
dekken
dekt
dekte
dekten
|
assicurare
(v)
(garantire)
|
garanderen
(v)
(garantire)
|
assicurando
assicurano
assicuri
assicuravano
assicuravi
|
gegarandeerd
garanderen
garandeert
garandeerden
garandeerde
|
assicurare
(v)
(informazione)
|
bevestigen
(v)
(informazione)
|
assicurando
assicurano
assicuri
assicuravano
assicuravi
|
bevestigd
bevestigt
bevestigen
bevestigde
bevestigden
|
assicurare
(v)
(coprire)
|
verzekeren
(v)
(coprire)
|
assicurando
assicurano
assicuri
assicuravano
assicuravi
|
verzekerd
verzekert
verzekeren
verzekerde
verzekerden
|
assicurare
(v)
(garantire)
|
verzekeren
(v)
(garantire)
|
assicurando
assicurano
assicuri
assicuravano
assicuravi
|
verzekerd
verzekert
verzekeren
verzekerde
verzekerden
|
assicurare
(v)
(promessa)
|
verzekeren
(v)
(promessa)
|
assicurando
assicurano
assicuri
assicuravano
assicuravi
|
verzekerd
verzekert
verzekeren
verzekerde
verzekerden
|
assicurare
(v)
(coprire)
|
dekken
(v)
(coprire)
|
assicurando
assicurano
assicuri
assicuravano
assicuravi
|
gedekt
dekken
dekt
dekte
dekten
|
assicurare
(v)
(informazione)
|
verzekeren
(v)
(informazione)
|
assicurando
assicurano
assicuri
assicuravano
assicuravi
|
verzekerd
verzekert
verzekeren
verzekerde
verzekerden
|
assicurare
(v)
(promessa)
|
garanderen
(v)
(promessa)
|
assicurando
assicurano
assicuri
assicuravano
assicuravi
|
gegarandeerd
garanderen
garandeert
garandeerden
garandeerde
|
assicurare
(v)
(garantire)
|
dekken
(v)
(garantire)
|
assicurando
assicurano
assicuri
assicuravano
assicuravi
|
gedekt
dekken
dekt
dekte
dekten
|
assicurare
(v)
(protezione)
|
goed sluiten
(v)
(protezione)
|
assicurare
(v)
(nautico)
|
vastsjorren
(v)
(nautico)
|
assicurando
assicurano
assicuri
assicuravano
assicuravi
|
vastgesjord
sjort vast
sjorren vast
sjorden vast
sjorde vast
|
assicurare
(v)
(informazione)
|
garanderen
(v)
(informazione)
|
assicurando
assicurano
assicuri
assicuravano
assicuravi
|
gegarandeerd
garanderen
garandeert
garandeerden
garandeerde
|
assicurare
(v)
(promessa)
|
waarborgen
(v)
(promessa)
|
assicurando
assicurano
assicuri
assicuravano
assicuravi
|
gewaarborgd
waarborgen
waarborgt
waarborgden
waarborgde
|
assicurare
(v)
(garantire)
|
waarborgen
(v)
(garantire)
|
assicurando
assicurano
assicuri
assicuravano
assicuravi
|
gewaarborgd
waarborgen
waarborgt
waarborgden
waarborgde
|