accendere
(v)
(sigaretta)
|
opsteken
(v)
(sigaretta)
|
accendendo
accendi
accendono
accendevano
accendevi
|
opgestoken
steekt op
steken op
stak op
staken op
|
accendere
(v)
(apparecchio elettrico)
|
inschakelen
(v)
(apparecchio elettrico)
|
accendendo
accendi
accendono
accendevano
accendevi
|
ingeschakeld
schakelen in
schakelt in
schakelde in
schakelden in
|
accendere
(v)
(sentimento)
|
aanvuren
(v)
(sentimento)
|
accendendo
accendi
accendono
accendevano
accendevi
|
aangevuurd
vuurt aan
vuren aan
vuurden aan
vuurde aan
|
accendere
(v)
(sigaretta)
|
ontsteken
(v)
(sigaretta)
|
accendendo
accendi
accendono
accendevano
accendevi
|
ontstoken
ontsteken
ontsteekt
ontstaken
ontstak
|
accendere
(v)
(radio - televisione)
|
aandoen
(v)
(radio - televisione)
|
accendendo
accendi
accendono
accendevano
accendevi
|
aangedaan
doen aan
doet aan
deed aan
deden aan
|
accendere
(v)
(radio - televisione)
|
aanzetten
(v)
(radio - televisione)
|
accendendo
accendi
accendono
accendevano
accendevi
|
aangezet
zetten aan
zet aan
zette aan
zetten aan
|
accendere
(v)
(focolare)
|
opsteken
(v)
(focolare)
|
accendendo
accendi
accendono
accendevano
accendevi
|
opgestoken
steekt op
steken op
stak op
staken op
|
accendere
(v)
(sentimento)
|
verhitten
(v)
(sentimento)
|
accendendo
accendi
accendono
accendevano
accendevi
|
verhit
verhit
verhitten
verhitten
verhitte
|
accendere
(v)
(apparecchio elettrico)
|
aanzetten
(v)
(apparecchio elettrico)
|
accendendo
accendi
accendono
accendevano
accendevi
|
aangezet
zetten aan
zet aan
zette aan
zetten aan
|
accendere
(v)
(rabbia)
|
aanvuren
(v)
(rabbia)
|
accendendo
accendi
accendono
accendevano
accendevi
|
aangevuurd
vuurt aan
vuren aan
vuurden aan
vuurde aan
|
accendere
(v)
(radio - televisione)
|
aansteken
(v)
(radio - televisione)
|
accendendo
accendi
accendono
accendevano
accendevi
|
aangestoken
steekt aan
steken aan
staken aan
stak aan
|
accendere
(v)
(focolare)
|
ontsteken
(v)
(focolare)
|
accendendo
accendi
accendono
accendevano
accendevi
|
ontstoken
ontsteken
ontsteekt
ontstaken
ontstak
|
accendere
(v)
(luce)
|
aansteken
(v)
(luce)
|
accendendo
accendi
accendono
accendevano
accendevi
|
aangestoken
steekt aan
steken aan
staken aan
stak aan
|
accendere
(v)
(sigaretta)
|
aansteken
(v)
(sigaretta)
|
accendendo
accendi
accendono
accendevano
accendevi
|
aangestoken
steekt aan
steken aan
staken aan
stak aan
|
accendere
(v)
(rabbia)
|
versterken
(v)
(rabbia)
|
accendendo
accendi
accendono
accendevano
accendevi
|
versterkt
versterken
versterkt
versterkte
versterkten
|
accendere
(v)
(luce)
|
aandoen
(v)
(luce)
|
accendendo
accendi
accendono
accendevano
accendevi
|
aangedaan
doen aan
doet aan
deed aan
deden aan
|
accendere
(v)
(focolare)
|
aansteken
(v)
(focolare)
|
accendendo
accendi
accendono
accendevano
accendevi
|
aangestoken
steekt aan
steken aan
staken aan
stak aan
|
accendere
(v)
(luce)
|
aanzetten
(v)
(luce)
|
accendendo
accendi
accendono
accendevano
accendevi
|
aangezet
zetten aan
zet aan
zette aan
zetten aan
|