accelerare
(v)
(veicoli)
|
versnellen
(v)
(veicoli)
|
accelerando
accelerano
acceleri
acceleravano
acceleravi
|
versneld
versnellen
versnelt
versnelde
versnelden
|
accelerare
(v)
(azione)
|
verhaasten
(v)
(azione)
|
accelerando
accelerano
acceleri
acceleravano
acceleravi
|
verhaast
verhaasten
verhaast
verhaastte
verhaastten
|
accelerare
(v)
(generale)
|
verhaasten
(v)
(generale)
|
accelerando
accelerano
acceleri
acceleravano
acceleravi
|
verhaast
verhaasten
verhaast
verhaastte
verhaastten
|
accelerare
(v)
(evento)
|
accelereren
(v)
(evento)
|
accelerando
accelerano
acceleri
acceleravano
acceleravi
|
geaccelereerd
accelereren
accelereert
accelereerden
accelereerde
|
accelerare
(v)
(azione)
|
accelereren
(v)
(azione)
|
accelerando
accelerano
acceleri
acceleravano
acceleravi
|
geaccelereerd
accelereren
accelereert
accelereerden
accelereerde
|
accelerare
(v)
(evento)
|
sneller gaan rijden
(v)
(evento)
|
accelerare
(v)
(produzione)
|
opvoeren
(v)
(produzione)
|
accelerando
accelerano
acceleri
acceleravano
acceleravi
|
opgevoerd
voert op
voeren op
voerde op
voerden op
|
accelerare
(v)
(veicoli)
|
verhaasten
(v)
(veicoli)
|
accelerando
accelerano
acceleri
acceleravano
acceleravi
|
verhaast
verhaasten
verhaast
verhaastte
verhaastten
|
accelerare
(v)
(azione)
|
bespoedigen
(v)
(azione)
|
accelerando
accelerano
acceleri
acceleravano
acceleravi
|
bespoedigd
bespoedigt
bespoedigen
bespoedigden
bespoedigde
|
accelerare
(v)
(generale)
|
bespoedigen
(v)
(generale)
|
accelerando
accelerano
acceleri
acceleravano
acceleravi
|
bespoedigd
bespoedigt
bespoedigen
bespoedigden
bespoedigde
|
accelerare
(v)
(evento)
|
versnellen
(v)
(evento)
|
accelerando
accelerano
acceleri
acceleravano
acceleravi
|
versneld
versnellen
versnelt
versnelde
versnelden
|
accelerare
(v)
(veicoli)
|
sneller gaan
(v)
(veicoli)
|
accelerare
(v)
(evento)
|
sneller gaan
(v)
(evento)
|
accelerare
(v)
(produzione)
|
verhogen
(v)
(produzione)
|
accelerando
accelerano
acceleri
acceleravano
acceleravi
|
verhoogd
verhogen
verhoogt
verhoogde
verhoogden
|
accelerare
(v)
(veicoli)
|
sneller gaan rijden
(v)
(veicoli)
|
accelerare
(v)
(azione)
|
sneller gaan
(v)
(azione)
|
accelerare
(v)
(generale)
|
sneller gaan
(v)
(generale)
|
accelerare
(v)
(evento)
|
verhaasten
(v)
(evento)
|
accelerando
accelerano
acceleri
acceleravano
acceleravi
|
verhaast
verhaasten
verhaast
verhaastte
verhaastten
|
accelerare
(v)
(veicoli)
|
accelereren
(v)
(veicoli)
|
accelerando
accelerano
acceleri
acceleravano
acceleravi
|
geaccelereerd
accelereren
accelereert
accelereerden
accelereerde
|
accelerare
(v)
(azione)
|
versnellen
(v)
(azione)
|
accelerando
accelerano
acceleri
acceleravano
acceleravi
|
versneld
versnellen
versnelt
versnelde
versnelden
|
accelerare
(v)
(generale)
|
versnellen
(v)
(generale)
|
accelerando
accelerano
acceleri
acceleravano
acceleravi
|
versneld
versnellen
versnelt
versnelde
versnelden
|
accelerare
(v)
(generale)
|
accelereren
(v)
(generale)
|
accelerando
accelerano
acceleri
acceleravano
acceleravi
|
geaccelereerd
accelereren
accelereert
accelereerden
accelereerde
|
accelerare
(v)
(veicoli)
|
bespoedigen
(v)
(veicoli)
|
accelerando
accelerano
acceleri
acceleravano
acceleravi
|
bespoedigd
bespoedigt
bespoedigen
bespoedigden
bespoedigde
|
accelerare
(v)
(azione)
|
sneller gaan rijden
(v)
(azione)
|
accelerare
(v)
(generale)
|
sneller gaan rijden
(v)
(generale)
|
accelerare
(v)
(evento)
|
bespoedigen
(v)
(evento)
|
accelerando
accelerano
acceleri
acceleravano
acceleravi
|
bespoedigd
bespoedigt
bespoedigen
bespoedigden
bespoedigde
|